zondag 7 april 2013

De Deductieve Detective


Een bekendere detective bestaat bijna niet: Sherlock Holmes. Deze briljante speurder spreekt nog steeds bij veel mensen tot de verbeelding, ondanks dat zijn schepper, Sir Arthur Conan Doyle, hem alweer honderd jaar geleden bedacht en beschreef. Zijn vermogen om op basis van scherpe waarnemingen en een geniaal intellect misdrijven op te lossen lijkt hem buitengewoon populair te maken in de huidige tijd. Hoe doet Sherlock Holmes dit precies en in hoeverre is het mogelijk om zelf ook zijn technieken toe te passen?

Het eerste boek over Sherlock Holmes, A Study in Scarlet schreef Sir Arthur Conan Doyle in 1887. Hierna volgde nog drie boeken (The Sign of the Four, The Hound of the Baskervilles en The Valley of Fear) en 56 korte verhalen over het leven van Sherlock Holmes. Aanvankelijk was Doyle na zes jaar wel klaar met de eigengereide detective en liet hij hem aan het einde van het korte verhaal The Final Problem sterven tijdens een gevecht met zijn aartsrivaal Professor Moriarty. Echter, onder grote druk van de fans van Sherlock Holmes en geldproblemen pakte Doyle toch de pen weer op en liet hij Sherlock Holmes samen met Dr. Watson nog een flink aantal misdrijven oplossen.

Voordat hij begon met zijn verhalen over Sherlock Holmes, studeerde Sir Arthur Conan Doyle geneeskunde aan de Universiteit van Edinburgh. Daar ontmoette hij zijn mentor, Professor Dr. Joseph Bell, wiens scherpe observaties en deductieve manier van redeneren later van grote inspiratie zouden zijn voor het karakter van Sherlock Holmes. Al tijdens zijn studietijd bleek de jonge Arthur zich erg aangetrokken te voelen tot de wereld van het spiritisme en paranormale. Dit is opvallend, omdat de detective die hij creëerde juist vaak acteerde als een debunker (ontmaskeraar) van op het eerste gezicht bovennatuurlijke zaken. Later in zijn leven ging Sir Arthur Conan Doyle zelfs op een spirituele bedevaart naar Nederland en schreef hij meerdere boeken waarin hij zijn geloof in het bestaan van feeën, kabouters en elfjes uiteenzette. Toch bleef de Sherlock Holmes in zijn boeken (zeker in de eerdere verhalen) nuchter en vastberaden dat er een wetenschappelijke, aardse verklaring te vinden was voor vreemde zaken. In het verhaal The adventure of the Sussex Vampire zegt de detective zelfs: ‘This agency stands flat-footed upon the ground, and there it must remain. The world is big enough for us. No ghosts need apply.’ Geen wonder dat de verhalen van Sherlock Holmes vaak juist een grote aantrekkingskracht hebben op wetenschappers en sceptici (Wagner, E.J., 2006).

Deductie en inductie

Bij het hebben van een kritische houding ten opzichte van de wereld en haar verschijnselen zijn twee redeneervormen erg belangrijk: deductie en inductie. In zijn detectivewerk zegt Sherlock Holmes voornamelijk gebruik te maken van deductie. Deductie is een methode in de filosofie en logica, waarbij er gebruik wordt gemaakt van premissen: basisregels die per definitie waar zijn. Als je iets deductief beredeneert, trek je een conclusie uit meerdere premissen, waardoor de conclusie ook per definitie waar zal zijn. Bijvoorbeeld:

Alle mensen zijn sterfelijk (premisse)
Ik ben een mens (premisse)
Ik ben sterfelijk (conclusie)

Maar als je goed leest wat Sherlock Holmes doet bij zijn detectivewerk, volgt zijn conclusie niet altijd zonder meer op basisregels die per definitie waar zijn. Veel vaker gaat de detective uit van een aantal waarnemingen en trekt daar vervolgens een conclusie uit. Zoals hij zelf zegt: ‘When you have eliminated all which is impossible, then whatever remains, however improbable, must be the truth.’ (Sherlock Holmes: The Sign of Four). Wat Holmes hier doet noemen we inductie: Bij het herhaaldelijk observeren van een verschijnsel binnen situaties, ga je ervan uit dat het verschijnsel met de situatie samenhangt. Een voorbeeld:

Socrates was een Griek (premisse)
De meeste Grieken aten vis (premisse)
Socrates at vis (conclusie)

Het kan natuurlijk heel goed zijn dat het bovenstaande voorbeeld van een visetende Socrates waar is. Maar stel nou dat Socrates een uitzondering op de regel was, een visallergie had en de schaal sardientjes maar al te graag aan zich voorbij liet gaan? Dat is tegelijkertijd precies het risico van inductief redenen: het kan heel goed zijn dat ondanks je herhaaldelijke waarnemingen, de werkelijkheid toch anders in elkaar zit en je een verkeerde conclusie trekt.

Sherlock Holmes heeft daar in zijn verhalen zelf maar weinig last van. Bijna altijd blijken zijn inductieve redeneringen uiteindelijk waar te zijn. Hij redeneert dan ook vaak op een manier waarop volledige zekerheid niet gegarandeerd is, maar de aannames die hij doet wel de meest waarschijnlijke lijken in die situatie. De enkele keer dat hij ernaast zit, vertrouwt hij Dr. Watson toe: ‘Watson, if it should ever strike you that I am getting a little overconfident in my powers, or giving less pains to a case than it deserves, kindly whisper ‘Norbury’ in my ear, and I shall be infinitely obliged to you.’(Sherlock Holmes: The Yellow Face).

Zien én observeren

Echter, voordat er überhaupt conclusies kunnen worden getrokken moet er iets zijn waar je die conclusies uit kan trekken: een waarneming. En laat de kunst van het observeren en het onthouden van deze waarnemingen nou net de specialiteit van Sherlock Holmes zijn. In het verhaal A Scandal in Bohemia legt Sherlock aan dr. Watson uit wat het verschil is tussen iets zien en iets observeren:

Holmes: ’You see, but you do not observe. The distinction is clear. For example, you have frequently seen the steps which lead up from the hall to this room’

Watson: ‘Frequently’

Holmes: ‘How often?’

Watson: ‘Well, some hundreds of times’

Holmes: ‘Then how many are there?’

Watson: ‘How many? I don’t know.’

Holmes: ‘Quite so! You have not observed. And yet you have seen. That is just my point. Now, I know that there are seventeen steps, because I have both seen and observed.’

Dr. Watson wordt er hier door zijn goede vriend fijntjes op gewezen dat de scherpte van zijn observatievermogen nogal wat te wensen overlaat. Sherlock zelf kent echter wel de hoeveelheid trappen tussen de hal en de kamer waar hij en Dr. Watson zich in het verhaal bevinden. Hij kijkt niet alleen, maar observeert ook. Psychologe Konnikova (2013) identificeert in haar boek Mastermind – how to think like Sherlock Holmes de kenmerken van Holmesiaans observeren:

Wees selectief
In feite is dit een paradoxaal kenmerk, want het lijkt juist alsof Sherlock Holmes helemaal niet selectief observeert, maar werkelijk álles om hem heen ziet en onthoudt. Toch selecteert Holmes ook bepaalde informatie: hij definieert zijn doelen en de nodige elementen om ze te bereiken. Bijvoorbeeld in het verhaal Silver Blaze waar hij een stukje bewijs vindt dat de inspecteur van de politie gemist heeft en vervolgens opmerkt ‘I only saw it because I was looking for it’. Dit komt overeen met een strategie die psycholoog Peter Gollwitzer (1999) ontwikkelde om doelgeoriënteerd gedrag effectief in te zetten. Hij merkte op dat vooruitdenken, specifiek zijn in het uitkiezen van doelen, ‘als-dan hypothesen’, het opschrijven van gedachten en consequenties van succes of falen uitdenken cruciaal zijn om focus te houden en het uiteindelijk doel te bereiken.

Wees objectief
Het eerste wat Holmes doet als hij een kamer binnentreedt is erachter komen wat er is gebeurd. Wie heeft wat aangeraakt, wat is er wat er niet zou moeten zijn en vice versa. Allemaal voornamelijk feitelijke observaties. Ook reconstrueert hij eerst wat er precies gebeurd is, aan de hand van de feiten die voorhanden zijn. Oftewel, hij laat eerst de feiten spreken en daarna pas zijn eigen gedachten over de situatie.

Wees inclusief
Wat voor de meeste mensen in de verhalen van Sir Arthur Conan Doyle slechts triviale gebeurtenissen zijn, is voor Holmes een sleutelelement in het oplossen van de zaak. Als hij een brief bekijkt (zoals in The Hound of the Baskervilles) leest hij hem niet alleen, hij ruikt er ook aan. Hij gebruikt al zijn zintuigen, ook de minder voor de hand liggende. Daarnaast besteedt Holmes niet alleen aandacht aan wat er wel is, maar ook aan wat er niet is (bijvoorbeeld in het verhaal Silver Blaze: ‘I’d like to draw your attention to the curious incident of the dog in the night-time.’ ‘The dog did nothing in the night-time.’ ‘That was the curious incident’).

Wees betrokken
In het verhaal Silver Blaze denkt Holmes op een gegeven moment dat hij de zaak heeft opgelost en sluit zo zijn ogen voor andere opties. Deze fout kost hem uiteindelijk bijna het leven van één van zijn hoofdverdachten. Hoe komt het dat Sherlock Holmes, die normaal dit soort beginnersfouten niet maakt, toch zo de mist ingaat? Hij geeft in het verhaal zelf het antwoord: hij was niet meer zo geïnteresseerd in de zaak. In zijn hoofd had hij het al opgelost, tot op het laatste detail. Zijn aandacht verslapte en zo miste hij cruciale informatie. Ook in psychologisch onderzoek blijkt keer op keer dat motivatie een grote factor is in het voorspellen van nauwkeurigheid (Tetlock, 1983; Tetlock 1985; Kunda 1990; Weston, 2006). Oftewel, het gaat erom dat je nauwkeurig wilt zijn en de waarheid boven tafel wilt krijgen, ook als dat betekent dat je eerdere aannamen toch niet blijken te kloppen.

The Brain attic

Het zien én observeren van je omgeving is één ding, maar het ook allemaal onthouden is een tweede. Toch blinkt ook hier Sherlock Holmes in uit. Hoe doet hij dit?

Konnikova (2013) legt dit uit aan de hand van de brain attic-metafoor oftewel ‘de zolder in je hersenen’, afgeleid van een uitspraak van Sherlock Holmes in A study in Scarlet (‘I consider that a man’s brain originally is like a little empty attic, and you have to stock it with such furniture as you choose’). Sherlock Holmes beschrijft hier eigenlijk een bepaalde manier van informatieverwerking waar Konnikova (2013) twee componenten in identificeert: structuur en inhoud. De structuur van de brain attic is hoe onze hersenen werken: hoe informatie wordt opgenomen, wordt verwerkt, wordt onthouden of vergeten en of het geïntegreerd wordt met componenten die al aanwezig zijn in de ‘zolderruimte’. De inhoud draait om de dingen die we in onszelf opnemen vanuit de wereld tijdens ons leven: onze herinneringen, ons verleden en onze kennis. Zowel de structuur als de inhoud staat niet vast en verandert of kan veranderd worden, volgens Konnikova. Kort samengevat staat een brain attic dus vol met spullen (de inhoud) die op een bepaalde manier georganiseerd zijn (de structuur). Zodra ons gedachtenproces begint, wordt de inhoud met de structuur gecombineerd waarbij de externe omstandigheden voor het grootste deel bepalen welke spullen vanuit de zolder worden teruggehaald.

Sherlock Holmes’ brain attic lijkt gebaseerd te zijn op de methode van loci, namelijk het herinneren van zaken door deze te koppelen aan een locatie, bijvoorbeeld in een imaginair huis (Maguire, Valentine, Wilding & Kapur, 2002). Het voordeel van een huis is dat er een groot aantal ‘vaste’ spullen in staan, bijvoorbeeld een tafel, een bed, een stoel of een gasfornuis. Aan al deze voorwerpen kunnen herinneringen worden gekoppeld. Als je bepaalde herinneringen wilt terughalen, hoef je slechts aan het huis te denken en aan de voorwerpen die daarin staan, om de specifieke herinnering terug te halen. Bij de ‘World Memory Championships’ wordt deze methode breed toegepast, al gebruiken de deelnemers vaak een geheugenpaleis in plaats van een huis. Niet verwonderlijk, gezien een van de wedstrijdonderdelen ‘het onthouden van vijfhonderd willekeurige cijfers in vijftien minuten’; die extra kamers komen in dat geval goed van pas! Natuurlijk passen deze geheugenkampioenen ook vaak een slimme structuur in hun brain attic toe, door bijvoorbeeld de vijfhonderd cijfers op te delen in grotere getallen die een bepaalde betekenis kan worden toegedicht in het geheugenpaleis.

Denken als Sherlock Holmes

Zoals je ziet zijn de technieken die Sherlock Holmes toepast echt niet helemaal onbereikbaar in onze non-fictiewereld. Met een beetje oefenen kan je je omgeving zowel zien als observeren en door slim met je brain attic om te gaan onthoud je alles ook nog eens. Is het ook simpel? Volgens een beroemde (en niet helemaal kloppende) uitspraak van de beroemde detective zelf wel: ‘Elementary, my dear Watson’.




Referenties
Gollwitzer, P. M. (1999). Implementation intentions: Strong effects of simple plans. American Psychologist, 54(7), 493-503.
Konnikova, M. (2013). Mastermind. How to think like Sherlock Holmes. New York: Viking.
Kunda, Z. (1990). The Case for motivated reasoning. Psychological Bulletin, 108(3), 480-498.
Maguire, E. A., Valentine, E. R., Wilding, J. M., & Kapur, N. (2002). Routes to remembering: the brains behind superior memory. Nature neuroscience, 6(1), 90-95.
Tetlock, P (1983). "Accountability and the perseverance of first impressions". Social Psychology Quarterly, 46(4), 285–292.
Tetlock, P (1985). "Accountability: A social check on the fundamental attribution error". Social Psychology Quarterly, 48(3), 227–236.
Wagner, E.J. (2006). The Science of Sherlock Holmes – From Baskerville Hall to the Valley of Fear, the real forensics behind the great detective’s greatest cases. New Jersey: John Wiley & Sons, Inc.
Westen, D., Blagov, P. S., Harenski, K., Kilts, C. & Hamann, S. (2006). Neural Bases of Motivated Reasoning: An fMRI Study of Emotional Constraints on Partisan Political Judgment in the 2004 U.S. Presidential Election. Journal of Cognitive Neuroscience, 18 (11), 1947–1958.

donderdag 21 februari 2013

Een diepere betekenis in doodgewone dingen


Een zwarte kat. Een gebroken spiegel. Een klavertje met vier blaadjes. In feite zijn het doodgewone dingen die ieder mens kan tegenkomen. Maar toch wordt er door sommige mensen aan deze zaken een diepere betekenis toegedicht: zij verbinden alledaagse gebeurtenissen of voorwerpen met zware kwesties als geluk, de liefde of de dood. Hoe komt het eigenlijk dat men dit doet en wat levert het op? En kan het ook gevaarlijk zijn overal een betekenis achter te zoeken?

Stel dat het volgende je overkomt: je loopt over straat en struikelt over een losse tegel. Dit zorgt ervoor dat je de koffie die je vasthield deels over jezelf heen gooit. Daarnaast had je trein vanochtend ook al vertraging en verloor je een knoop van je jas. En dat allemaal precies op het moment dat je op weg bent naar een sollicitatiegesprek. Wat een ellende! Hoe kan het nu dat je zoveel pech hebt op precies het verkeerde moment? De meeste mensen zien bij één of twee van dit soort negatieve gebeurtenissen nog geen patroon. Maar als veel van soort voorvallen achter elkaar plaatsvinden beginnen veel mensen toch te vermoeden dat de wereld zich tegen hen gekeerd heeft en onzichtbare krachten hen het leven zuur maken of een richting op proberen te duwen.

Onze hersenen zijn voor een groot deel constant bezig met het proberen te vinden van patronen en verbanden in datgene wat wij waarnemen. Dit hebben we nodig om uit de gigantische hoeveelheid informatie die dagelijks bij ons binnenkomt enigszins wijs te worden (Mather, 2006). Helaas lukt het ons brein niet altijd om de juiste conclusies te trekken uit datgene wat wij zien; iets wat ook niet makkelijk is met de hoeveelheid tegenstrijdige, onbetrouwbare en incomplete informatie die wij binnenkrijgen (Beyerstein, 1996). Als iemand onterecht een betekenis toedicht aan een willekeurige of toevallige gebeurtenis, wordt dat apophenia genoemd (Mishlove & Engen, 2007). Deze definitie werd voor het eerst gebruikt door de Duitse neuroloog en psychiater Klaus Conrad (1905-1961)(Brugger, 2001). Conrad richtte zich vooral op de ervaringen van psychotische patiënten die betekenis zagen in willekeurige gebeurtenissen. Tegenwoordig wordt de term ook buiten de psychiatrie gebruikt als omschrijving voor de neiging van mensen om in willekeurige gebeurtenissen een patroon of informatie van persoonlijke betekenis te zien. Bijvoorbeeld het zien van een plas regenwater in de vorm van een X en daaruit opmaken dat het sollicitatiegesprek dat je later die dag gaat voeren waarschijnlijk geen baan zal opleveren.

Statistiek

In de statistiek wordt apophenia een ‘type I-fout’ genoemd – het vinden van een patroon dat er eigenlijk niet is. In dat geval wordt de nulhypothese (er is geen verband of effect) verworpen, terwijl deze eigenlijk waar was. Gelukkig bestaan er een aantal statistische handelingen waarmee je erachter kan komen of er een grote kans bestaat dat je een type 1-fout aan het maken bent (bijvoorbeeld de Cronbach’s Alpha uitrekenen). Daarnaast volgen, als het goed is, oplettende collega-wetenschappers met argusogen hoe je onderzoek in elkaar zit en of de H0 wel terecht is verworpen. Ook in het ‘gewone leven’ zijn veel mensen zich bewust van het feit dat het verband dat zij waarnemen niet per definitie écht bestaat. Maar in de wereld van de pseudowetenschap en het paranormale lijkt men echter wat minder happig te zijn op een kritische blik (laat staan wetenschappelijk onderzoek); hoe meer men bijvoorbeeld gelooft in het paranormale, hoe lager men over het algemeen scoort op eigenschappen als kritisch denken of cognitieve vaardigheden. (Hergovich & Arendasy, 2005; Musch & Ehrenberg, 2002; Aarnio & Lindeman, 2005). Hier is het verschijnsel apophenia dan ook vaak in ruime mate aanwezig en maakt het mensen kwetsbaar voor misleiding en oplichterij.

Paranormale fenomenen

Een voorbeeld van een gebied waar (al dan niet opzettelijke) oplichters graag gebruik maken van apophenia is astrologie: een pseudo-voorspellende techniek die bijna volledig gebaseerd op het zien van niet-bestaande maar waargenomen patronen. Hoewel vaak wetenschappelijk onderzocht, is er nimmer een solide verband aangetoond tussen de stand van de sterren, iemands karakter en zijn of haar geboortedatum (Shawn, 1985; Culver & Ianna, 1988; Sagan, 1996; Kelly, 1997). In 1974 ondertekenden zelfs 186 wetenschappers, inclusief achttien Nobelprijswinnaars, het manifest Objections to Astrology waarin zij in sterke bewoordingen astrologie veroordeelden als onwetenschappelijke nonsens. Dit manifest werd bovendien naar iedere krant en magazine in de VS en Canada gestuurd die horoscopen in hun bladen afdrukten (Bok, Jerome & Kurtz, 1975). Toch lezen mensen tot op de dag van vandaag horoscopen en vinden zij in een tekst vol algemeenheden waarheden die specifiek op hun leven gericht lijken. Voor sommigen is dat genoeg om daadwerkelijk een verband te zien tussen de stand van de sterren en planeten en datgene wat hen overkomt. Hetzelfde geldt voor mediums die claimen met geesten van overledenen te kunnen spreken; een Derek Ogilvie verzamelt een groep mensen en roept een aantal algemeenheden tegen zijn publiek. Niet Ogilvie, maar zijn ‘slachtoffer’, zoekt naar overeenkomsten tussen datgene wat hij hoort en wat hij weet. Cold-reading technieken, slim knipwerk in de regiekamer achteraf en apophenia zorgen ervoor dat de Ogilvies’ goedgelovige gasten patronen en persoonlijk relevante zaken ontdekken in zijn verhaal. Eveneens treedt de ‘wet van grote getallen’ in werking. Deze wet gaat uit van de gedachte dat hoe meer voorspellingen een waarzegger doet, hoe groter de kans wordt dat hij ‘raak’ schiet, oftewel een juiste bewering maakt. Zodra dit gebeurt, heeft men vaak de neiging alleen het schot in de roos te onthouden en alle gemiste schoten te vergeten (Diaconis & Mosteller, 1989). Hetzelfde effect komt ook voor bij mensen die veel gokken; ook zij hebben de neiging de keren dat ze winnen beter te onthouden dan de keren dat ze verliezen. Zo vormen ze vaak een vertekend beeld van hoeveel ze nu echt gewonnen hebben, wat casino’s dan vaak weer helemaal niet erg vinden (Gilovich, 1983).

Complottheorieën

Bij complottheorieën komt apophenia ook vaak voor; rondom bijna alle heftige gebeurtenissen in de geschiedenis die op zichzelf al betekenisvol genoeg waren, zijn er complottheorieën bedacht. Denk bijvoorbeeld aan de aanslag op 11 september op het World Trade Centre in 2001; volgens enkele complotgelovers was hier geen sprake van een terroristische aanslag, maar zat hier een boosaardig plan achter, bedacht door de gevestigde orde. Er zouden bijvoorbeeld bommen zijn geplaatst in de torens – daardoor kwam het dat de verdiepingen onder de impactzone van het vliegtuig al verwoest waren voordat het gebouw was ingestort. Daarnaast was het bijzonder vreemd dat het hele gevaarte van staal überhaupt instortte, terwijl de smelttemperatuur van staal veel  hoger ligt dan de temperaturen die de ontploffende kerosine van de vliegtuigen kon hebben veroorzaakt. En hoe komt het eigenlijk dat op de plekken waar de vliegtuigen het Pentagon zouden hebben geraakt de gaten in het gebouw zoveel kleiner zijn dan de vliegtuigen die ze zouden hebben gemaakt (zie foto)? Al deze op het eerste gezicht opvallende zaken samen lijken te wijzen op iets dat niet in de haak is. Geen wonder dat apophenia optreedt en veel mensen ervan overtuigd raken dat er meer achter deze gebeurtenis zit dan een aantal godsdienstfanatici in de woestijn. Zouden zij zich echter verdiepen in de constructie van de WTC torens, dan zouden zij erachter komen dat de staalconstructie van de Twin Towers het ook al bij verzwakking zou begeven (wat de kerosinetemperaturen wel konden bereiken). En dat de ontploffingen op de benedenverdiepingen in de torens veroorzaakt werden door de explosie bovenin, die door de liftschachten een weg vond naar beneden en ook daar een ravage aanrichtte. En de foto met het kleine gat in de muur van het Pentagon? Dat blijkt te zijn gemaakt door slechts het landingsgestel van het vliegtuig, niet het volledige vliegtuig op zich[1]. Op deze manier zijn de losse ‘verdachte’ gebeurtenissen helemaal niet meer zo verdacht. Een gebrek aan kennis, kritisch denken en het (willen) zien van een diepere betekenis leidt tot de gedachte dat er patroon bestaat dat in werkelijkheid een illusie is.
Een gat in het Pentagon na de aanslag - gemaakt door een heel vliegtuig? (http://www.popularmechanics.com/technology/military/news/debunking-911-myths-world-trade-center)

Risico’s van apophenia

Het zien van een diepere betekenis of verbanden in toevalligheden is meestal onschuldig. Bijna iedereen heeft soms het gevoel een patroon te herkennen in losse, willekeurige zaken. Bijvoorbeeld als je net denkt aan je moeder en tegelijkertijd de telefoon rinkelt met, jawel, je moeder aan de andere kant van de lijn. Je gevoel zegt dat dat toch geen toeval kan zijn, terwijl je verstand je tot de orde roept en je eraan herinnert dat je regelmatig aan je moeder denkt terwijl ze niet belt en andersom. Maar zodra het gaat om apophenia op gebieden als het paranormale en  complottheorieën begint het al minder onschuldig te worden. De waarzegger die roept dat hij met je overleden tante kan praten, een aantal keer raak schiet in zijn voorspellingen en vervolgens zegt dat ze nog niet helemaal rust heeft kunnen vinden kan met zijn woorden een hoop onzekerheid en ellende aanrichten. Dit geldt ook voor de complotdenkers die behoorlijke angst kunnen zaaien door fanatiek de boodschap te verspreiden dat mensen op plaatsen van macht het slechtste voorhebben met de bevolking. Een tekenend voorbeeld hiervan is de complottheorie die redelijk recent in de VS is ontstaan. Deze complottheorie is voornamelijk gebaseerd op de overtuiging dat vaccinaties autisme bij kinderen kunnen veroorzaken en dat de overheid en de medische wereld dit in de doofpot stoppen. Na uitgebreid onderzoek blijkt deze bewering geen enkele waarheid te bevatten (Hobson, Mateu, Coryn & Graves, 2012). Maar de schade is al aangericht; de vaccinatiecijfers in de VS zijn drastisch gedaald, met het hoogste aantal uitbraken van de ziekte mazelen sinds 1996 als gevolg (Greby, Wooten, Knighton, Avey & Stokle, 2012). Een nare ziekte, die als complicatie hersenvliesontsteking heeft (circa één van de duizend ziektegevallen) en dodelijk kan zijn (circa twee van de duizend ziektegevallen).

Ondanks dat apophenia heel menselijk is en iedereen het verschijnsel wel eens ervaart, is het dus zeker niet zonder risico’s blind de ideeën met betrekking tot betekenis en verbanden te volgen. Blijf daarom altijd kritisch denken en wees je bewust van de feilbaarheid van je eigen waarneming.



Referenties
Aarnio, K. & Lindeman, M. (2005). Paranormal beliefs, education and thinking styles. Personality and Individual Differences, 39, 1227-1236.

Brugger, Peter (2001). From Haunted Brain to Haunted Science: A Cognitive Neuroscience View of Paranormal and Pseudoscientific Thought. North Carolina: McFarland & Company Inc. Publishers.

B. B. Beyerstein (1996). Visions and hallucinations. In G. Stein (Ed.), The Encyclopedia of the Paranormal. Amherst, NY: Prometheus Books. pp. 789-797.

Culver, R.B. & Ianna, P.A. (1988). Astrology: True or False? Buffalo, NY: Prometheus Books.

Diaconis, P. & Mosteller, F. (1989). Methods of Studying Coincidences. Journal of the American Statistical Association, 84(408), 853-861.

Gilovich, T. (1983). Biased Evaluation and Persistence in Gambling. Journal of Personality and Social Science, 44(6), 1110-1126.

Greby, S.M., Wooten, K.G., Knighton, C.L., Avey, B. & Stokle, S. (2012). Vaccination Coverage Among Children in Kindergarten – United States, 2011-12 School year. Center for Disease Control and Prevention: Morbidity and Mortality Weekly Reports, 61(33), 647-652.

Hastie, K.R. & Dawes, R.M. (2001). Rational Choice in an Uncertain World: The Psychology of Judgment and Decision Making.  California: Sage Publishers,

Hergovich, A. & Arendasy, M (2005). Critical thinking ability and belief in the paranormal. Elsevier, 38, 1805-1812.

Hobson, K.A., Mateu, P.F., Coryn, C.L.S. & Graves, C. (2012). Measles, Mumps, and Rubella Vaccines and Diagnoses of Autism Spectrum Disorders among Children: A Meta-Analysis. World Medical and Health Policy, 4(2), 1-14.
Kelly, I.W. (1998). Why Astrology doesn’t work. Psychological Reports, 82(2), 527-546.

Mather, G. (2006). Foundations of Perception. Hove: Psychology Press, Ltd.
Mishlove, J. & Engen, B. (2007). Archetypal Synchronistic Resonance: A New Theory of Paranormal Experience. Journal of Humanistic Psychology, 47(2), 223-242.

Musch, J. & Ehrenberg, K. (2002). Probability misjudgment, cognitive ability and belief in the paranormal. British Journal of Psychology, 93, 169-177.
Sagan, C. (1996). The Demon Haunted World. New York: Random House.
Shawn, C. (1985). A Double-blind test of astrology. Nature, 318(6045), 419-425.





[1] http://www.popularmechanics.com/technology/military/news/debunking-911-myths-world-trade-center