vrijdag 9 november 2012

De Beïnvloedbare Bankier


Hoe omgevingsfactoren van een brave bankier een sluwe profiteur kunnen maken...

Sinds het begin van de financiële crisis buitelen experts over elkaar heen om te verklaren waarom het bij zoveel banken zo catastrofaal mis is gegaan. Sommigen zoeken hun toevlucht bij verklaringen rondom het systeem: Banken werden nauwelijks of slecht gereguleerd. Instellingen functioneerden niet naar behoren Opgestelde regels en richtlijnen waren niet adequaat genoeg of ze werden stomweg genegeerd. Er werd niet gecommuniceerd tussen verschillende betrokken partijen, zodat de immense omvang van de crisis pas echt duidelijk werd op het moment dat hij al gearriveerd was. Andere verklaringen richten zich vooral op de incompetentie of vermeende kwaadwilligheid van de bankiers. Bankbestuurders waren incapabel. Bankiers wisten niet genoeg af van hun eigen financiële producten en namen desondanks extravagante risico’s met diezelfde producten. Er werden gigantische bonussen uitgekeerd, ongeacht of de bestuurder of bankier die wel verdiende (op de lange of korte termijn). En vervolgens negeerden bankiers en hun bestuurders de tekenen aan de wand van de dreigende ineenstorting van het economische kaartenhuis en probeerden tot de laatste minuut zichzelf te verrijken.

Is uit deze verklaringen de conclusie te trekken dat het systeem verrot is? Wellicht. Dat bankiers en bestuurders egocentrisch hebben gehandeld en daarmee miljoenen mensen schade hebben berrokkend? Zeker. Maar betekent dit dan dat bankiers overwegend slechte mensen zijn? Absoluut  niet. En wel om het volgende:

De keuzeprocessen van de mens hangen van complexiteit aan elkaar. Een ingewikkelde mix van factoren binnen de thema’s genen, opvoeding en omgeving, bepaalt hoe een persoon handelt. Hoewel de wetenschappelijke stroming van de psychologie een dappere poging doet deze berg factoren te ontcijferen en te identificeren, blijft het onmogelijk precies te zeggen hoeveel genen, hoeveel opvoeding en hoeveel omgeving bepaalt hoe een persoon handelt. Toch kan er gesteld worden dat de factor omgeving een behoorlijke impact heeft op de beslissingen die mensen maken en handelingen die mensen uitvoeren. Zeker als het gaat om handelingen die men overwegend categoriseert als ‘slecht/boosaardig/misdadig’. Denk bijvoorbeeld aan het beroemde Stanford Prison Experiment van Philip Zimbardo (1973): zet een aantal personen in een gevangenissituatie, deel ze at random in als bewaker of als gevangene en zie hoe de hoofdzakelijk brave burgers die compleet toevallig de rol van bewaker hebben gekregen, binnen een paar dagen de mensen in de rol van gevangene treiteren en mishandelen. Een ander voorbeeld is het experiment van Stanley Milgram (1963): hij keek in hoeverre autoriteit en omgeving een random persoon ertoe konden brengen potentieel dodelijke schokken aan een andere persoon (in het experiment natuurlijk een acteur) toe te dienen. Schokkend genoeg bleek 65 procent van de deelnemers bereid onder druk van een testleider met een witte labjas de dodelijke schokken te geven. Trillend als een eikenblad, dat wel, maar ze deden het toch.

Wat betekenen deze bevindingen nu eigenlijk voor de bankiers in de economische crisis? In ieder geval dat de omgeving waarin zij zich bevonden waarschijnlijk veel prikkels bevatte om zéér risicovol gedrag te blijven vertonen, ondanks dat de risico’s op een gegeven moment onverantwoord werden. Maar waar uitte zich dat dan in?

Ten eerste de exorbitante bonussen die de bankiers en bestuurders ontvingen voor hun werk. De inkomens inclusief bonussen van Citigroup-medewerkers (één van de zeven grootste Wall Street bedrijven in de eerste tien jaar van de 21ste eeuw; de andere zes zijn/waren Bear Stearns, JPMorgan Chase, Goldman Sachs, Morgan Stanley, Merrill Lynch en de Lehman Brothers) kwam volgens de krant The Guardian[1] uit op € 25,9 miljard tijdens de eerste negen maanden van 2008. Hoewel deze bonussen nu, bijna drie jaar later, enigszins bijgesteld zijn, zijn ze nog steeds niet mis. The Washington Post[2] heeft berekend dat de zogeheten ‘Wall Streeters’ per werknemer nog steeds tussen de 100.000 en 1 miljoen dollar mee naar huis nemen. En hoewel dat bijna 30 procent lager is dan in het verleden, krijgen de meeste financiële mannen (en een zeer miniem aantal vrouwen, maar daarover straks meer) toch het grootste gedeelte van hun salaris in de vorm van een bonus. Maar dit jaar is het verschil, volgens The New York Times[3], dat alleen werknemers die zéér excellent presteren een bonus krijgen. Volgens dit concept (dat al jaren in andere bedrijfstakken wordt gehanteerd), zal de rest van Wall Street qua bonussen de broekriem moeten aantrekken. En daar zit nu juist het probleem. De bonus is jaren losgekoppeld geweest van daadwerkelijke prestatie. Ook al draaiden banken verlies of pakte een beslissing verkeerd uit; toch ontving men een bonus. En als een beslissing geweldig uitpakte, werden gouden bergen over de bankiers uitgestort. Oftewel, de bankier had niets te verliezen, alleen maar méér te winnen.
Daarnaast valt er iets te zeggen over de termijn waarop een financiële handeling of beslissing winstgevend bleek te zijn. Veel financiële producten waar gigantisch veel geld mee is verdiend, bleken later onderdeel uit te maken van een kaartenhuis die inmiddels is ingestort. Op korte termijn waren deze producten winstgevend, maar op lange termijn bleken ze rampzalig voor de hele economie te zijn. Maar ondervonden de bestuurders en bankiers de negatieve effecten van de crisis terwijl de banken omvielen? Nauwelijks, aangezien de grootste verliezers de ‘gewone’ belastingbetalers waren: Zij financierden uiteindelijk de kapitaalinjecties en de reddingsfondsen,  zodat de banken zich staande konden houden (en weer bonussen konden uitbetalen).

Kort gezegd konden bankiers en bestuurders enorme risico’s nemen, zonder dat zij zelf risico liepen (of het gevoel hadden risico te lopen). Dit nodigt niet uit tot voorzichtig gedrag. Maar waren er dan geen collega’s, managers of bestuurders die aan de bel trokken? Was er dan intern niemand die aangaf dat de risico onaanvaardbaar werden en hier verandering in moest komen? Hoe kon een gehele kudde bankiers als een stel lemmingen op de afgrond aflopen, zonder te stoppen bij het vooruitzicht geen grond meer onder de voeten te hebben?

Dit kan voor een groot deel te wijden zijn aan het sociaal-psychologische fenomeen ‘groepsdenken’ (groupthink). Bij groepsdenken wordt een groep van in beginsel bekwame personen zodanig beïnvloed door groepsprocessen, dat de kwaliteit van groepsbesluiten vermindert. Bijvoorbeeld door groepsdruk. Dit is goed te zien in een sociaal-psychologisch experiment van Solomon Asch (1956). Hij liet lijnstukken van duidelijk verschillende lengte beoordelen door zeven proefpersonen. Zes hiervan waren handlangers van Asch zelf. Als de zes handlangers voor een duidelijk verkeerd antwoord kozen, conformeerde 75 procent van de proefpersonen zich hier minstens één keer aan. Gemiddeld conformeerde iedere proefpersoon zich op 35 procent van de beoordelingstaken. Dit ondanks dat ze na het experiment aangaven dat ze zeker wisten dat de andere zes proefpersonen het fout hadden. Bij de keren dat ze niet conformeerden gaven ze daarnaast aan dat ze grote groepsdruk voelden dit wel te doen. Wat wil dit zeggen? Dat men over het algemeen niet graag anders handelt of beslist dan de rest van de groep. Zeker als de rest van de groep uniform is in zijn beslissing. De uniformiteit en homogeniteit in de wereld van de bankiers leidt dan ook niet tot een uitnodigende omgeving om eens even flink te klokkenluiden. Maar hoe weten we eigenlijk dat bankiers daadwerkelijk zo’n homogene groep zijn? We kennen in ieder geval één specifieke eigenschap die de overgrote meerderheid van de bankiers delen; een overvloed aan het hormoon testosteron.

Juist, de meeste bankiers (en dan vooral de investment bankers) zijn mannen. Volgens de Washington Post[4] nemen vrouwen slechts 17 procent van de zakelijke bestuursfuncties en 2,5 procent van de CEO functies op Wall Street in. Daarbij is maar 3 procent van de invest bankers vrouw. Er is behoorlijk veel onderzoek gedaan naar risicovol gedrag bij mannen en vrouwen. Barber en Odean (2001) vonden bijvoorbeeld dat mannen substantieel meer zelfvertrouwen hebben (ook als dit niet terecht is) in financiële markten. John Coates, een neuroeconoom, publiceerde in 2008 en 2010 een onderzoek waarin hij keek naar de relatie tussen het nemen van risico’s en het hormoon testosteron. Een aantal bevindingen uit deze twee onderzoeken zijn:
·      Als groepen jonge mannen pornografische plaatjes van vrouwen zien (dit verhoogt het testosteron niveau) en zij vervolgens gevraagd worden te kiezen tussen veilige en risicovolle investeringen, kiezen zij vaker voor risicovolle investeringen dan mannen die geen pornografische plaatjes van vrouwen hebben gezien.
·      De hersenen van mannen hebben de neiging in activiteit te minderen zodra zij een deal hebben voorgesteld en wachten op een antwoord. Scans laten zien dat vrouwelijke hersenen actief blijven om te analyseren of zij de juiste stap hebben gemaakt.   
·     Mensen zijn één van de enige dieren die directe bevrediging van een behoefte kunnen uitstellen om een lange termijn bevrediging na te streven (een functie van de prefrontale cortex). Maar de prefrontale cortex is pas volledig ontwikkeld na het dertigste levensjaar en later bij mannen dan bij vrouwen. Voordat dit gebeurt zijn mensen eerder geneigd directe bevrediging voor hun behoeftes te zoeken.

·    Op dagen dat de traders op de beursvloer meer verdienden dan hun maandelijkse salaris steeg hun testosteronniveau significant.

Wat wil dit zeggen? In principe alleen dat mannen blijkbaar meer geneigd zijn risico’s te nemen en teveel (onterecht) zelfvertrouwen bezitten bij het handelen in financiële producten. En dat het hormoon testosteron hier waarschijnlijk een factor in is. Wil dit dan zeggen dat de dominantie van de mannen binnen de financiële markt dé oorzaak is van de financiële crisis? Zeker niet. Maar wellicht is het oftewel een van de veroorzakers, oftewel een versterker van de andere factoren die ten grondslag aan de crisis liggen geweest.  Zoals eerder gesteld is blijft het voorspellen en verklaren van menselijk gedrag een tricky business.

Maar wat kan uit al het voorgaande nu wel geconcludeerd worden? Voornamelijk dat er een aantal bijzonder sterke omgevingsfactoren zijn geweest die (mede) ervoor hebben gezorgd dat de wereldeconomie er nu op een bijzonder slechte manier voorstaat. Omgevingsfactoren zoals een ongezonde bonuscultuur en daaruit volgend een grote prikkel om enorme risico’s te nemen. Risico’s die zorgden voor een onmiddelijke bevrediging van de bonusprikkel, zonder dat er werd gekeken naar de lange termijn. Risico’s die de overwegend mannelijke populatie van bankiers toch al geneigd waren te nemen dankzij torenhoge testosteronlevels, waarbij de kans op succes ook nog eens structureel werd overschat. En een sterke cultuur van conformisme (mede) veroorzaakt dóór die homogeniteit. Al deze ingrediënten zijn in de bittere soep van de economische crisis beland. Er zwemmen in de pan ongetwijfeld meerdere bestanddelen rond; zowel omgevingsgerelateerd als persoonsgebonden. Maar dat we hem uiteindelijk met z’n allen moeten opeten, is iets wat zeker is.


Referenties

Artikelen
Asch, S. E. (1956). Studies of independence and conformity: A minority of one against a unanimous majority. Psychological Monographs, 70, (whole no. 416).

Barber, B. M. & Odean, T. (2011). Boys will be Boys: Gender, Overconfidence and Common Stock Investment. Quarterly Journal of Economics, 66, 261-292.

Coates, J. M., Gurnell, M. & Sarnyai, Z. (2010). From molecule to market: steroid hormones and financial risk-taking. Philosophical Transactions of the Royal Society B: Biological Science, 365(1538), 331-43.

Coates, J. M. & Herbert, J. (2008). Endogenous steroids and financial risk taking on a London trading floor. Proceedings of the National Academy of Science of the United States of America, 105(16), 6167-72.

Haney, C., Banks, W. C. & Zimbardo, P. G. (1973). Interpersonal dynamics in a simulated prison. International Journal of Criminology and Penology, 1, 69–97.

Milgram, S. (1963). Behavioral Study of Obedience. Journal of Abnormal and Social Psychology, 67(4), 371–8.

Websites
Sullivan, K. & Jordan, M (2009, februari  11). In Banking Crisis, Guys get the Blame: More Women Needed in Top Jobs, Critics Say, Washington Post Foreign Service, opgehaald op 11 december, 2011, van http://www.washingtonpost.com/wp-dyn/content/article/2009/02/10/AR2009021002398.html?sid=ST2009021003385

Bowers, S. (2008, oktober 17). Wall Street in $70bn Staff Payout. The Guardian, opgehaald op 11 december, 2011, van http://www.guardian.co.uk/business/2008/oct/17/executivesalaries-banking

McGregor, J. (2011, november 8). The Backwards Wall Street Bonus. Washington Post, opgehaald op 11 december, 2011, van http://www.washingtonpost.com/blogs/post-leadership/post/the-backwards-wall-street-bonus/2011/04/01/gIQAimIs0M_blog.html

Craig, S. (2011, November 7). Wall Street pay is expected to drop 20 to 30 percent. The New York Times, opgehaald op 11 december, 2011 van http://dealbook.nytimes.com/2011/11/07/wall-st-pay-is-expected-to-drop-20-to-30/?hp

Geen opmerkingen:

Een reactie posten